Kleine weerschijnvlinder
Kleine weerschijnvlinder (Apatura ilia)
De kleine weerschijnvlinder is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De vlinder heeft een spanwijdte van 55 tot 60 millimeter. Op de bovenkant van de vleugels heeft het mannetje een blauwpaarse glans; het vrouwtje is bruin en mist deze glans.
Op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich vlak bij de achterrand een opvallende zwarte oogvlek met een oranje rand. De grote weerschijnvlinder heeft geen opvallende oogvlek met een oranje rand, maar slechts een onopvallende donkere vlek op dezelfde plaats. Het is een soort die in Nederland en Vlaanderen als dwaalgast kan worden aangetroffen, in Nederland gebeurde dat voor het laatst in 2011 bij Maastricht. In Wallonië komt de kleine weerschijnvlinder nog zeldzaam voor in de zuidelijke provincies. De vliegtijd is juni en juli. In Centraal en Zuid-Europa is de soort niet bedreigd. In dat gebied kan een tweede generatie voorkomen die vliegt in augustus en september. De kleine weerschijnvlinder vliegt in bosrijke rivierdalen bij rivieroevers en op open plekken en paden in lichte en open, vochtige loofbossen met op vrij voedselrijke grond en diverse soorten wilg, waaronder schietwilg en boswilg en soms ook ratelpopulieren. De vliegtijd is van eind juni tot eind juli in één generatie. De vlinders leven vooral hoog in de bomen, maar komen geregeld naar beneden om te drinken van rottend materiaal, mest, overrijpe vruchten of vocht van de grond. Vooral de mannetjes kunnen met behulp van oude stinkende kaas worden gelokt. Rupsen zijn er vanaf eind juli tot eind juni van het volgende jaar. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een overwinteringnest vlak bij de stam, een knop of een vastgesponnen blad van de waardplant. De verpopping vindt plaats aan een blad.
Uitgiftedatum 29 oktober 2012
Formaat zegel 30 mm x 25 mm
Elke 5e zegel heeft een nummer op de achterzijde, 5 – 10 – 15 enz.
Illustrator Marijke Meersman