Citroenvlinder
Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni)
De citroenvlinder “Gonepteryx rhamni” is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes en luzernevlinders. Deze soort behoort tot de laatste groep en is een van de grootste soorten luzernevlinders.
De spanwijdte is tot 55 millimeter, de mannetjes zijn meer geel, de vrouwtjes meer groen van kleur maar dit is in het veld niet altijd even eenvoudig te zien. Ze vallen zowel in vlucht als bij bezoek aan bloemen goed op. De vrouwtjes zijn ook veel bleker van kleur en worden soms verward met de witjes. Beide vlinders, mannetje en vrouwtje, zijn te herkennen aan een oranje stip op iedere vleugelpunt. De vlinder is uitstekend gecamoufleerd en het hele lichaam is hierop aangepast. De onregelmatige oranjebruine vlekjes lijken sprekend op de brandgaatjes in bladeren. De ribbels (vleugeladers) zijn lichter en duidelijk te zien en lijken op de nerven van een blad. De donkere uiteinden van de ribbels op de vleugelrand lijken op de bladrand en zelfs kleine stekeltjes worden nagebootst. De citroenvlinder heeft geen oogvlekken of andere schrikkleuren aan de boven (binnen)zijde van de vleugels, en vouwt deze in rust nooit open, zodat hij perfect lijkt op een blad. De citroenvlinder komt voor in grote delen van Noord Afrika, delen van Azië en in grote delen van Europa, ook in Nederland en België. De vlinder is een zwervende soort die overal kan worden aangetroffen maar vlak voordat er gepaard moet worden zoeken de vlinders de waardplanten op. De enige twee soorten waarvan de rupsen kunnen leven zijn sporkehout en wegedoorn, die in en rond bossen en houtwallen groeien. Rond de paartijd kunnen de vlinders hier massaal worden aangetroffen. De citroenvlinder is vooral te vinden langs bosranden en in open bossen en ruigten, maar ook in tuinen en parken. De vlinder vliegt in één generatie per jaar van begin juli tot midden juni van het volgende jaar. Na de overwintering komen eerst de mannetjes uit hun overwinteringplaatsen omdat ze al in staat zijn te vliegen bij een lagere temperatuur dan de wijfjes. De paring wordt meestal voorafgegaan door een lange baltsvlucht. Eitjes worden in het begin van de vliegtijd, wanneer de bladeren zich nog maar net ontplooien, afzonderlijk (af en toe met twee of meer) afgezet aan de basis van een uitlopende bloemknop van sporkehout. De rups meet ongeveer vier centimeter, heeft een langgerekt groen lijf met een witte lengtestreep langs de gehele zijkant. De rups neemt de groene kleur van de voedselplant aan. Over het hele lichaam zit een niet dichte, zwarte beharing. De rupsen ontwikkelen zich zeer snel in drie tot vijf weken, ook de pop is groen van kleur en moeilijk te zien. Het duurt ongeveer 8 dagen voor de vlinder uit de pop komt. Als overwinteringplaatsen verkiezen ze hulst, klimop of braam, waarin ze perfect gecamoufleerd zijn door hun bladvormig vleugelonderkant. De citroenvlinder geniet geen wettelijke bescherming. In Vlaanderen en België is de soort momenteel niet bedreigd en ook op Europese schaal is ze niet bedreigd.
Uitgiftedatum 6 oktober 2014
Formaat van de postzegel : 30 mm x 25 mm
Illustrator Marijke Meersman