Dagpauwoog

Dagpauwoog (Inachis io)
De dagpauwoog “Inachis io” is een middelgrote dagvlinder uit de familie Nymphalidae en de onderfamilie aurelia's Nymphalinae. De dagpauwoog is dankzij de paarsblauwe oogvlekken op een oranjerode achtergrond zelfs door een leek moeilijk te verwarren met enige andere vlinder.

De dagpauwoog is een vrij grote vlinder die een vleugelspanwijdte of vlucht van 50 tot 60 millimeter bereikt. De soort is gemakkelijk te herkennen aan een combinatie van bepaalde lichaamskenmerken zoals de aanhangsels van de kop, de kleur van de vleugels en de vorm van de poten. De onderzijde is juist goed gecamoufleerd door donkerbruine kleuren en donkere strepen. De soort komt binnen Europa algemeen voor in de gematigde zones en ontbreekt in het uiterste noorden en zuiden. Ook in de gematigde gebieden van Azië vinden we de soort tot in Japan. Het grote verspreidingsgebied is onder meer te verklaren doordat de belangrijkste voedselplant, de brandnetel, zoveel voorkomt. In België en Nederland is de dagpauwoog overal algemeen. De dagpauwoog is een standvlinder maar kan nieuwe gebieden snel koloniseren. Veel vlinders worden in hun verspreiding in sterke mate beperkt door de verspreiding van de waardplanten waarop de rupsen leven. De rupsen van de dagpauwoog beschikken echter een ruim aanbod aan voedsel omdat de brandnetels waarop ze leven zeer algemeen voorkomen. De vlinder kan zich hierdoor ontwikkelen in slecht onderhouden tuinen, slootkanten, industrieterreinen, braakliggende stukken grond, bosranden, vuilstortplaatsen, bosranden, parken, wegbermen, spoordijken en vele andere door de mens geschapen biotopen. De vlinder vliegt in twee generaties per jaar: de eerste vliegt van midden maart tot begin juni en de tweede van begin juli tot midden oktober. Het afzetten van de eitjes gebeurt meestal ‘s morgens en daarna zwerft het wijfje rond op zoek naar nectar. De wijfjes zetten de eitjes in groepen van 300-400 af op de bladeren of op de stengel van voornamelijk jonge en pas uitkomende planten van grote brandnetel. Een wijfje legt één groepje eitjes per dag en kiest meer beschaduwde en hogere planten dan de Kleine vos als afzetplaats voor haar eitjes. Bij het uitkomen maken de rupsen een web door enkele bladeren aan elkaar te spinnen waarin ze zich in groep voeden. Als de plant kaalgevreten is, verhuizen ze naar een nieuwe plant en maken ze een nieuw web. In de latere stadia gaan de zwarte wit gestippelde rupsen meer solitair leven en zijn dan boven op de grote brandnetelbladeren te vinden. Vlak voor de verpopping trekken de rupsen (tot 50 meter) weg van de planten waarop ze geleefd hebben en worden ze solitair. De verpopping gebeurt tot op ongeveer 1 meter boven de grond. De dagpauwoog overwintert als vlinder op koele, donkere plekken in holle bomen, schuren, houtstapels en rotsspleten. De dagpauwoog geniet geen wettelijke bescherming in Vlaanderen. In Vlaanderen en België is de soort momenteel niet bedreigd en ook op Europese schaal is ze niet bedreigd.

Uitgiftedatum 6 oktober 2014
Formaat van de postzegel : 30 mm x 25 mm
Illustrator Marijke Meersman