Kleine parelmoervlinder
Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia)
De kleine parelmoervlinder “Issoria lathonia)” is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De kleine parelmoervlinder is een opvallende vlinder door de spiegels op de onderkant van zijn vleugels.
De vorm van de 19-23 mm brede vleugels is een beetje hoekig. De bovenkant van de vleugels toont een stippenpatroon. Het areaal van de kleine parelmoervlinder strekt zich uit van Midden Scandinavië tot Noord Afrika en van West Frankrijk tot West China. De kleine parelmoervlinder is vooral te vinden in duinen en andere droge, schrale graslanden. De vlinder vliegt in meerdere, elkaar overlappende generaties per jaar van begin april tot eind oktober. De vlinders zijn weinig honkvast en kunnen ver buiten hun voortplantingsgebieden waargenomen worden. De mannetjes zitten vaak op open plekken op de grond, zodra andere vlinders hun territorium binnendringen, vliegen ze daar op af om ze te verjagen. De eitjes worden door het vrouwtje één voor één op de onderzijde van het viooltjesblad afgezet. Het verpoppen gebeurt in een los spinsel vlak bij de grond. Er zijn drie generaties per jaar: begin april, in juni en de laatste in september en begin oktober. Deze generaties kunnen samenvallen. De laatste generatie overwintert als rups op de waardplant. De zomergeneratie is vaak iets groter dan de lentegeneratie. Het aantal generaties per jaar kan ook twee of vier zijn. De snelgroeiende rups wordt tot 3 cm lang. Zijn lijf is zwart met veel kleine lichte plekken. Hierboven komen oranjebruine getakte stekels. De rups van de kleine parelmoervlinder kent alleen viooltjessoorten als waardplant. Het duinviooltje in de duinen en het driekleurig viooltje en het akkerviooltje in het binnenland genieten hierbij de grote voorkeur. Deze viooltjes staan vaak in droge en schrale (duin)graslanden. Daarnaast kan de rups ook worden aangetroffen op Viola calcarata, maarts viooltje, Viola lutea en Viola biflora. De voornaamste nectarbronnen voor de vlinder zijn driekleurig viooltje, jacobskruiskruid, kattenstaart, koninginnenkruid, slangenkruid, vlinderstruik en watermunt. De vlinder is hierin echter niet kieskeurig en bezoekt ook zo'n dertigtal andere plantensoorten. Deze voedselplanten staan meestal in nattige, moerasachtige terreinen. Voor het overleven heeft deze vlinder beide terreinen in de nabijheid van elkaar nodig. Ze heeft eveneens onbegroeid terrein nodig om te zonnen. Waarschijnlijk waren er vroeger vooral in de duinen en in het oostelijk deel van Vlaanderen populaties aanwezig, maar ook elders kan de soort zich tijdelijk voortgeplant hebben. Momenteel leven enkel nog populaties aan de Westkust waar de soort zich in verscheidene duingebieden recent opnieuw gevestigd heeft. In Wallonië is de Kleine parelmoervlinder waarschijnlijk alleen standvlinder in de Lorraine en worden er in de andere regio’s enkel zwervende exemplaren waargenomen. De kleine parelmoervlinder geniet geen wettelijke bescherming in Vlaanderen.
Uitgiftedatum 6 oktober 2014
Formaat van de postzegel : 30 mm x 25 mm
Illustrator Marijke Meersman